De maat is vol!’, zo luidt de kop boven het persbericht dat ACOD op 15 december de wereld instuurde. Op die manier maakte de socialistische vakbond zijn oproep kenbaar om vanaf vanavond (22 uur) tot 22 december (6 uur) het werk neer te leggen in de Belgische gevangenissen.
Uit een eerder persbericht van diezelfde vakbond (van 4 december) vernemen we meer over de beweegredenen voor de geplande acties. Het gaat om drie dossiers: het personeelstekort, de regeling rond het verlof voorafgaand aan het pensioen en de plannen voor een gegarandeerde dienstverlening tijdens stakingsacties. Toen werd al aangekondigd dat ‘sociale onrust tijdens het eindejaar’ niet valt uit te sluiten. En, inderdaad, met de oproep van 15 december voegt ACOD daad bij woord. Ze doet er zelfs nog een schep bovenop: indien er geen beweging komt in de dossiers, dan krijgen de stakingen een vervolg, met name van 27 december (22 uur) tot 30 december (6 uur) en van 3 januari (22 uur) tot 7 januari (6 uur).
Dat de leef- en werkomstandigheden in de Belgische penitentiaire inrichtingen niet altijd optimaal zijn, is genoegzaam bekend. Dat de overheidsbesparingen zich ook laten voelen binnen de gevangeniscellen en op de werkvloer en bijkomende spanningen creëren, lijkt evident. Gelukkig beschikken we in dit land over vakbonden die samen met andere organisaties in het maatschappelijk middenveld de problemen blijven benoemen en blijven ijveren voor oplossingen.
Maar het doel heiligt de middelen niet. De omvang van de hier aangekondigde stakingsacties – omgerekend betreft het tien volle dagen op minder dan drie weken tijd – lijkt buiten proportie. Los van de intensiteit van de aangekondigde acties – het gaat nota bene om het dubbele (!) van wat de spoorbonden in januari 2016 mogelijks in petto hebben voor de treinreizigers – is ook de vraag aan de orde of dergelijke stakingsacties écht wel het meest verantwoorde instrument zijn om de eisen kracht bij te zetten. Ik denk van niet en dit om de volgende reden.
Gevangenissen zijn bijzonder complexe instellingen. Dat heeft te maken met de eigenheid van dergelijke instituties, waar een (grote) groep mensen wordt opgesloten en daardoor in een afhankelijkheidspositie wordt gebracht: voor alles en nog wat (voeding, hygiëne, sociale contacten, gezondheidszorg, conflictoplossing, …) moet er een beroep gedaan worden op het aanwezige personeel.
Ontwikkelingen op vlak van technologie, beveiliging, informatisering, enzovoort zorgen er daarenboven voor dat van het personeel niet enkel verwacht mag worden dat het de gedetineerden, hun achtergronden en de sociale dynamieken in de instelling kent, maar dat het ook over de nodige knowhow beschikt om in te spelen op recente evoluties en uitdagingen. Dit vergt competenties en vaardigheden die niet zomaar overdraagbaar zijn.
Dit werd in het recente verleden op zeer pijnlijke wijze duidelijk. In 2003 en 2009 voltrokken er zich menselijke drama’s tijdens stakingsacties in de gevangenissen van Andenne, Lantin en Vorst: het Europese antifoltercomité documenteerde drie geslaagde zelfmoorden en één poging. Op zich is deze trieste balans weinig verwonderlijk: mensen die in een extreme afhankelijkheidspositie verkeren en (zoals wel vaker het geval is bij gedetineerden) met psychische of andere problemen kampen, laat je best niet aan hun lot over. Om die reden heeft het Europese antifoltercomité meermaals zijn bezorgdheid geuit over de wijze waarop syndicale acties in België plaatsgrijpen en aangedrongen op de invoering van een gegarandeerde dienstverlening.
Tegen die achtergrond is het niet vanzelfsprekend dat een beperkt aantal politiemensen de taken van het stakend penitentiair bewakingspersoneel overneemt. Aangezien de acties (opnieuw) in volle eindejaarsperiode zullen plaatsgrijpen, valt ook te verwachten dat er (opnieuw) weinig begrip en animo zal zijn bij het politiepersoneel.
Daarenboven zal één en ander (opnieuw) grote gevolgen hebben voor de organisatie van de Vlaamse hulp- en dienstverlening in de gevangenissen: wanneer men voor een gesloten gevangenispoort staat of er geen bewegingen mogelijk zijn binnen de instelling, dan kan ook de hulp- en dienstverlening moeilijk worden georganiseerd. Maar los van de impact op andere professionele actoren die moeten inspringen of hun opdrachten niet langer kunnen uitvoeren, zijn het uiteraard vooral de gedetineerden zelf die de dupe zijn en de impact van de acties – soms ook letterlijk – aan den lijven ondervinden.
Uit het ACOD-persbericht van 4 december blijkt dat de gegarandeerde dienstverlening moeilijk verteerbaar blijft. Dit is betreurenswaardig. Het stakingsrecht is een belangrijke verworvenheid, maar het is geen absoluut recht: sommige taken zijn zo essentieel dat een samenleving het zich niet kan veroorloven dat ze niet langer worden uitgevoerd. Dit geldt in het bijzonder wanneer het niet-uitvoeren van die taken de persoonlijke veiligheid van mensen in gevaar brengen.
Het is geen toeval dat systemen van gegarandeerde dienstverlening in die maatschappelijke sectoren bestaan waar mensen in een afhankelijkheidspositie verkeren en die om die reden onder geen enkel beding mogen stilvallen: brandweer, politie, ziekenzorg, enzovoort. Via een gegarandeerde dienstverlening zou de penitentiaire sector zijn verwantschap met dergelijke sectoren in de verf kunnen zetten. Een gegarandeerde dienstverlening kan op die manier als hefboom fungeren voor een positief en toekomstgericht verhaal waarin competenties en vaardigheden centraal staan.
Zo bekeken zou de beslissing om niet te staken tijdens de komende eindejaarsperiode een sterker en positiever signaal zijn dan andermaal de gevangenissen koudweg lam te leggen.