De mens Achiel Neys
Een kamer, niet in het nieuwe, maar wel achterin het oude klooster van de Redemptoristen in Leuven. Een man met een bril waarachter twinkelende oogjes, zittend achter een stapel boeken. Die boeken hebben we met de aalmoezeniersdienst intussen geërfd… en tot in lengte van dagen laten ze de ontegensprekelijke geur na, van de tabak die Achiel er heeft ingeblazen.
Een gastvrije kamer met een doorgaans beminnelijk man, betrokken, geïnteresseerd en zeer bekwaam in zijn ding. Jarenlang mochten we met het team van Leuven Centraal van deze gastvrijheid genieten.
Mij is gevraagd om een beeld te schetsen van de mens Achiel Neys. Ik probeer deze invalshoek voor ogen te houden, want die mens is met al zijn vezels en zijn, verbonden en betrokken op zijn roeping en zijn opdracht als aalmoezenier en wetenschapper.
We hadden een gezamenlijke vriend, Achiel en ikzelf,
dat bleek zo te zijn, al bij onze eerste contacten, na mijn aanstelling als aalmoezenier in Sint Gillis, al meer dan 20 jaar geleden.
Ik werd uitgenodigd ten huize van Walter Corneillie, medebroeder van Achiel en een goede vriend van mij in Brussel. En ook Achiel was van de partij. Het was Walter duidelijk om de ontmoeting te doen…
Ik moest als kersvers aalmoezenierke bij de mosterd gezet worden, of ten minste weten waar de mosterd gehaald kan worden… en die mosterd was te vinden bij Achiel.
Walter was een visionair die kernachtig kon belichamen en verhelderen, wat belangrijk is en waar het op aan komt. Walter en Achiel voelden mekaar ontzettend goed aan.
Achiel kon herhaaldelijk ook verwijzen naar Walter, om te omschrijven wat heden ten dage de opdracht was voor een Redemptorist.
Ik mocht Achiel door de jaren heen, beter leren kennen en dit zeker in mijn Leuvense periode.
Voor zijn spiritualiteit putte Achiel veel uit de kernopdracht van zijn congregatie. En hij kon er zich behoorlijk in opwinden, dat, in zijn ogen, weinigen van zijn medebroeders deze kernopdracht echt ter harte namen.
Zijn geloofsbeleving en zijn spiritualiteit stonden heel dicht bij het leven, face-à-face met de gekwetste mens. Met de gedetineerde, die door de vrijheidsberoving, in een extreem menselijke leefsituatie belandt.
Hen die in onze samenleving in de steek gelaten worden, droeg hij een warm hart toe en zij die zich engageren om voor deze mensen op te komen, waren zijn helden. En dit is niet eufemistisch bedoeld, hij keek daar ontzettend naar op.
Het was niet voor niets dat hij, na het sluiten van het klooster in Leuven, zijn intrek wou nemen in Hasselt, in de leefgemeenschap van Walter Mommen. Hij wou daar deelgenoot zijn, bij de opvang en begeleiding van minderjarige asielzoekers en vluchtelingen. Het deed hem heel veel pijn, dat dit door zijn ziekte niet meer mogelijk was. Hij heeft daar ontzettend naar uitgekeken en onder geleden dat het niet kon doorgaan.
En het was ook niet voor niets dat hij er voor koos om in de weekends toch in Leuven te verblijven. Ook omdat Leuven loslaten voor hem niet zo evident was, maar zeker ook omdat hij zich thuis voelde in de Abdij Maria Mediatrix in de Maria-Theresiastraat. Die kleine, maar levenskrachtige Benedictinessengemeenschap, die haar deuren open gezet heeft voor de opvang van gedetineerden en ex-gedetineerden. Die gemeenschap droeg hij een warm hart toe. Ook daar keek hij ontzettend naar uit.
Voor Achiel was niemand veroordeeld om voorgoed gebukt te moeten gaan onder feiten of fouten uit het verleden. Herstel moet mogelijk zijn.
Achiel was zichzelf, heel authentiek. En hij was hierin vrij compromisloos. En het was niet altijd gemakkelijk om hier mee om te gaan. Intussen schopte hij ons wel een geweten. Achiel kon dingen heel radicaal formuleren… misschien zijn er politici die vandaag zouden gewagen van een ‘redempterrorist’.
Hij was een doorzetter, al van in zijn tienerjaren. Zijn broer Jan vertelde me een verhaal over de 16 jarige Achiel. Toen een geplande reis naar Berlijn, in het college van Essen, waar hij humaniora liep, werd afgelast, is hijzelf, in zijn eentje, met de fiets naar Berlijn getrokken. En de thuisbasis was niet zo goed op de hoogte gebracht van het experiment.
In wezen was Achiel timide en heel bescheiden. Geen heilige… daar had hij niet de minste ambitie voor.
Het liefste had hij, dat mensen gewoon zichzelf waren. Geen franjes en niet gekunsteld. Geen obligatoire vraagjes vanuit pastorale schema’s of denkpatronen. Hij hield van een warme aanwezigheid met eigen accenten.
Maar in discussies kon hij bijzonder scherp en soms hard uit de hoek komen.
Dit bleef geïnspireerd door zijn afstemming op de kwetsuren van de mens aan de rand.
Dit maakte hem soms ook onaanspreekbaar.
Hij kon ontoegankelijk zijn, heel afgesloten.
Ingesloten door eigen pijn, door eigen kwetsuren, die hij wel kon benoemen, maar de pijn ervan voelen sneed te diep.
Zijn onmacht kwam dan letterlijk bovendrijven. Hij moest dan even weg uit de wereld. Tot rust komen en zichzelf terug vinden.
De discretie en de aandachtige milde aanwezigheid die hij daarbij mocht ervaren, waren voor hem een bron van levenskracht.
Hij kon ontzettend van mensen houden en het op zijn manier ook tonen.
Daarom sluit ik mijn tekst straks af met woorden van hemzelf.
Maar eerst nog…
We hadden gezamenlijke vrienden, Achiel en ikzelf,
De collega’s aalmoezeniers.
Sinds 1991 was Achiel de vormingsverantwoordelijke voor de katholieke aalmoezeniersdienst.
Hij nam deze taak op zich, met visie, met grote bekwaamheid en een immense werkkracht.
Hij wist programma’s uit te werken voor onze vorming, die tegemoet kwamen aan de noden van de collega’s én wist bouwstenen aan te reiken, om na te denken over een humane detentie, het gevangeniswezen, de aanwezigheid bij gedetineerden, spiritualiteit van aalmoezeniers.
In die periode heeft Achiel ook het tijdschrift Metanoia vorm en inhoud gegeven. Het werd zijn levenswerk, zijn testament.
Van 1994 tot 2007 verscheen 4 keer per jaar het tijdschrift Metanoia. Contactblad Katholieke Aalmoezeniers bij het Gevangeniswezen. Veel artikels die toen verschenen zijn, hebben een blijvende relevantie voor het nadenken over levensbeschouwing. Door de pen van Achiel werd toen reeds een sterke aanzet gegeven tot interlevensbeschouwelijke reflectie.
Hij slaagde erin om raak en zeer nauwgezet te verwoorden, vanuit zichzelf en eigen ervaring, wat de diepmenselijke verscheurdheid bij mensen teweegbracht. Hij ging ook de morele vragen niet uit de weg en kon zijn opvattingen en vragen ook wetenschappelijk vertolken, ten dienste van het forensische domein. Het werd enorm gewaardeerd en veel gelezen.
De inzet van zijn leven was ten dienste van de collega’s aalmoezeniers en het brede werkveld van Justitie.
Vorige week gingen de spiritualiteitsdagen van Montenau voor een derde keer door zonder Achiel. De dagen in Montenau waren voor Achiel de echte hoogdagen. Hier leefde hij naartoe. Hier ontmoette hij tochtgenoten, deelgenoten en lotgenoten.
Hij wist wat en hoe en ook de weg ernaartoe. Consequent doen wat moet gedaan worden.
En er zijn nog meer gezamenlijke vrienden
De gedetineerden… zij door een samenloop van omstandigheden in de extreme levenssituatie terechtkomen van vrijheidsberoving
Dit ga ik niet uitdiepen, hier zit ik op het terrein van Guido Verschueren, die Achiel gaat belichten vanuit zijn aalmoezenier zijn
Ik ga afsluiten met een tekst van Achiel zelf.
Tijdens zijn ziekzijn, toen zijn leven palliatief werd, wou hij zijn dankbaarheid uitschrijven.
Ik mocht zijn pen mee vasthouden, want dat kon hij zelf helaas niet meer, maar de woorden, de ideeën, de spirit en de warmte komt van hemzelf:
Dankbaar ben ik je
omdat je naast mij wou staan in deze moeilijke tijden.
Sinds ik uitgeprocedeerd ben, zo voel ik me,
gaat het alleen maar bergaf, de afgrond wenkt.
Uitgeprocedeerd als een asielzoeker die het land,
waar hij zo aan gehecht is, moet verlaten.
Mijn land heet Leven.
En ik hou van het Leven.
Ik heb authentiek willen leven, zo consequent als mogelijk,
met een voorkeur voor de gekwetste mens.
Maar het leven houdt heel binnenkort voor mij op
en dat doet zeer, vooral omdat ik zo graag leef.
Dankbaar ben ik je
voor het bemoedigende kaartje, het deugddoende bezoek,
de warme aanwezigheid
voor het gedeelde Leven, dat ook nu nog bron is vitaliteit en humor, hoop en geloof.
Achiel Neys als aalmoezenier in Leuven Centraal
Guido Verschueren
Het is voor mij een grote eer Achiel als gevangenisaalmoezenier te mogen belichten. Ik wil dit graag doen omdat ik Achiel veel dank verschuldigd ben. Achiel heeft mij immers heel veel bijgebracht, ik heb ontzettend veel van hem geleerd en ik ga proberen dit te verduidelijken.
Toen ik einde 1979 mijn eerste stappen zette in Leuven Centraal was Achiel er reeds een achttal jaren actief. Hij was immers in 1971 aangesteld als gevangenisaalmoezenier van Leuven Centraal en hij zou dit nagenoeg 20 jaar blijven. Met andere woorden, toen ik hem leerde kennen was Achiel er reeds een vaste waarde, zelfs één van de uithangborden van de inrichting. Alleszins ook een man waar ik als jonge gevangenisdirecteur naar opkeek. Iemand die mij in mijn zoektocht naar een juiste positionering sterk geïnspireerd heeft. Zijn visie op en zijn manier van spreken over gedetineerden hebben mij altijd sterk aangesproken en hebben een grote impact gehad op de manier waarop ik geprobeerd heb invulling te geven aan mijn opdracht als gevangenisdirecteur.
Voor Achiel was elke gedetineerde – wat hij ook gedaan had – op de eerste plaats een mens, een mens in een bijzondere levensfase, een mens die Achiel totaal onbevooroordeeld tegemoet trad. Hij wilde er ook zijn voor iedereen. Levensovertuiging speelde hierbij geen enkele rol. Hij was beschikbaar voor al wie hieraan behoefte had. Hij luisterde, hij liet elke gedetineerde zijn verhaal doen, hij veroordeelde niemand maar respecteerde vooral de eigenheid van elke gedetineerde. Gedetineerden wisten dat zij altijd bij hem terechtkonden. Het is in dit verband dat Achiel altijd sprak over de aalmoezenier als vrijplaats, een begrip dat ik eigenlijk niet kende, maar toch zo duidelijk de kern van het aalmoezenier-zijn weergeeft. Tegen de aalmoezenier kan een gedetineerde alles kwijt. Hij kan erop rekenen dat wat hij vertelt, niet in een dossier terechtkomt en later eventueel tegen hem kan gebruikt worden. In een omgeving waar over alles en nog wat dient gerapporteerd te worden, is het contact met de aalmoezenier een hele verademing, van onschatbare waarde.
Mijn contacten met Achiel hebben mij overtuigd – en steeds meer – van de zinvolheid, de waarde en de noodzaak van de geestelijke verzorging in de gevangenis. De volgende uitspraak van Achiel is mij altijd blijven achtervolgen: Een gevangenisopsluiting is een menselijke grenssituatie, een heel extreme leefsituatie die spontaan bij de gedetineerde levens- en zingevingsvragen oproept en dat is toch het terrein bij uitstek van de pastor die hiervoor overigens is opgeleid. Dat raakt toch de kern van het pastoraal bezig zijn. De opsluiting maakt dat heel wat gedetineerden zich vragen beginnen te stellen bij hun leven, bij wat zij er tot nu toe van gemaakt hebben, bij de vaak dramatische situatie waarin zij verzeild zijn geraakt. Hierover kunnen praten met een vertrouwenspersoon in volle openheid is voor een gedetineerde bijzonder belangrijk en verantwoordt meteen ook de aanwezigheid van geestelijke verzorgers in de gevangenis. Ik heb evenwel de indruk dat dit in het recente verleden niet steeds ten volle werd begrepen door het beleid en ook niet door alle gevangenismedewerkers. Hoe dan ook, deze uitspraak van Achiel heeft mij als gevangenisdirecteur gemotiveerd om alleszins binnen het lokale beleid aan de geestelijke verzorging een volwaardige plaats te geven. Wanneer het welzijn van de gedetineerde centraal staat, dan is aandacht voor zingeving eveneens onontbeerlijk.
Zeker in de jaren zeventig en tachtig – de hoogdagen van Achiel in Leuven Centraal – behoorden de aalmoezeniers ongetwijfeld tot de best geïnformeerde medewerkers. Precies door zijn open opstelling en zijn talloze contacten was Achiel heel goed op de hoogte van de levenssituatie en de achtergronden van vele gedetineerden. Kan het verbazing wekken dat in die tijd onze psychiater, Max Vandenbroucke, haast wekelijks een uurtje samenzat met Achiel en zijn collega Louis Ardui? Met medeweten van de gedetineerden waren aalmoezeniers bereid informatie te delen met de psychiater in de hoop dat dit ten goede kwam aan de gedetineerden, in de hoop dat de psychiater een vollediger en hierdoor een beter zicht kreeg op de gedetineerden. Aalmoezeniers zoals Achiel waren vaak pleitbezorgers, die het beste voorhadden met de gedetineerden. Dat bleek ook telkens weer op de maandelijkse personeelsconferentie waar gedetineerden die in aanmerking kwamen voor de voorwaardelijke invrijheidstelling werden besproken. Dat aalmoezeniers en moreel consulenten (van imams was nog geen sprake) hieraan mochten deelnemen is typerend voor die tijd en is nu totaal ondenkbaar. Achiel en de andere geestelijke verzorgers hadden een belangrijke stem in het debat, wisten waarover het ging, vroegen aandacht voor de humane aspecten van het dossier. Ik bewaar heel fijne herinneringen aan deze maandelijkse bijeenkomsten, die mij telkens ook deden besluiten met hoeveel menselijke en maatschappelijke betrokkenheid maar ook ethische reflectie de dossiers in die dagen werden onderzocht. De adviesverlening was vroeger daarom zeker niet slechter dan nu.
Aalmoezenier Neys was voor vele gedetineerden een compagnon de route, een steunfiguur die de detentie lichter en draaglijker kon maken, zeker in moeilijkere periodes die elke gedetineerde haast onvermijdelijk wel eens doormaakt. Achiel heeft ook talloze gedetineerden begeleid wanneer zij de gelegenheid kregen de communie van hun kind bij te wonen of een terminale of overleden ouder, partner of kind te gaan groeten. De eerste stappen richting vrijheid werden vaak gezet in gezelschap van Achiel. Hoe vaak heeft Achiel ook niet bemiddeld in troebele familiale situaties. En bij Achiel hield die betrokkenheid niet op wanneer de gedetineerden definitief de inrichting hadden verlaten. Ook nadien bleef hij openstaan voor contacten, ook nadien konden zij steeds op hem een beroep doen. Hoeveel ex-gedetineerden hebben het hoofd niet boven water kunnen houden of het langer volgehouden dankzij de morele en andere ondersteuning van Achiel?
De manier waarop Achiel invulling gaf aan zijn opdracht heeft heel veel van hem gevergd. Achiel was 24 uur op 24, zeven dagen op zeven aalmoezenier. Ik denk dat alleen de jaarlijkse retraite samen met andere aalmoezeniers in Montenau de enige periode was dat hij afstand nam van zijn gedetineerden en enigszins tot rust kwam. Achiel had het soms moeilijk om alle problemen, die gedetineerden hem vertelden van zich af te zetten. De schrijnende situaties waarvan hij kennis kreeg bleven hem achtervolgen, bezorgden hem kopzorgen die hij niet zo maar uit zijn hoofd kon zetten. Achiel besefte dit maar al te goed. Verschillende keren heeft hij mij ook toevertrouwd dat hij eigenlijk op te jonge leeftijd als aalmoezenier is begonnen. 28 jaar was Achiel toen hij eraan begon, bezield als geen ander. Hij is erin gevlogen maar het vliegen was bij momenten moeilijk. Ik denk dat gerust mag gesteld worden dat Achiel, begaan als hij was met alle gedetineerden, misschien te weinig aan zichzelf heeft gedacht, te weinig zorg aan zichzelf heeft besteed. Ongetwijfeld jammer maar toch zo goed te begrijpen vanuit zijn groot christelijke engagement, vanuit zijn oeverloze bezieling. Waarom was hij anders pater geworden? Voor mij was Achiel een authentieke gelovige, iemand die vanuit een sterke evangelische bewogenheid de aandacht voor de arme, de kleine, de gemarginaliseerde, de gekwetste mens – en dat zijn gedetineerden toch heel vaak – die probeerde die aandacht concreet gestalte te geven met veel mededogen, barmhartigheid en mildheid. Heel veel respect hiervoor.
20 jaar was Achiel gevangenisaalmoezenier. Toen werd het tijd om voor de vormingsdienst van de katholieke aalmoezeniersdienst te gaan werken om op die manier zijn authentieke gevangeniservaringen en zijn grote belezenheid door te geven, onder andere via het zo gewaardeerde tijdschrift Metanoia, uiteraard aan zijn collega – aalmoezeniers maar ook aan iedereen die op zoek is naar een bejegening van gedetineerden die recht doet aan de menselijke waardigheid van elke gedetineerde.
Beste mensen, als er één ding is dat mij altijd zal blijven herinneren aan Achiel dan is het wel dat Achiel gedaan heeft wat hij gedaan heeft omdat gedetineerden voor hem mensen zijn en alle mensen nu eenmaal waardevol zijn. Zo simpel maar toch zo cruciaal!