Na de superministerraad van afgelopen zondag kondigde de regering een reeks maatregelen aan om de veiligheid van de maatschappij te bevorderen. Maar minstens een van die maatregelen brengt de maatschappelijke veiligheid juist in gevaar.
Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) zegt in De Morgen dat hij een ‘veiligheidsperiode’ wil inlassen ‘voor zware misdaden, zoals bijvoorbeeld terrorisme of seksueel misbruik’. Concreet betekent dit dat de rechter die een dader veroordeelt, beslist dat een bepaald deel van de opgelegde straf effectief uitgezeten moet worden: tot 20 jaar bij een levenslange gevangenisstraf en tot twee derde bij straffen beperkt in duur.
Het gevolg is dat mensen die anders na 15 jaar, of na een derde van hun straf in aanmerking kwamen voor vervroegde vrijlating, nu jaren langer opgesloten kunnen blijven. De bedoeling van deze maatregel, volgens de website van de minister, is de ‘maatschappij beveiligen voor personen die zeer zware feiten pleegden’. Die bedoeling valt te prijzen, maar als het gevangenissysteem blijft zoals het is, zal dit tough-on-crime-beleid alleen meer onveiligheid tot gevolg hebben.
Geen nieuwe inzichten
“Het gevoel van veiligheid is denkbeeldig, hoe stoer de regering deze maatregel ook verpakt”
Het is onduidelijk voor welke delicten de maatregel geldt. In het regeerakkoord werd hij voor het eerst aangekondigd en daar ging het om welomschreven ‘zeer ernstige misdrijven’ die de dood tot gevolg hebben (behalve in het geval van moordaanslagen op politieagenten). Nu wordt er alleen nog algemeen over (zeer) zware misdaden gesproken, waarbij dan vooral aan terrorisme en zedenmisdrijven wordt gedacht. Of er ook levens verloren moeten gaan, wordt niet langer vermeld. Wellicht wordt het maatschappelijke onveiligheidsgevoel voldoende gesust als die twee gesels van de verbeelding – terroristen en (kinder)verkrachters – strenger kunnen worden bestraft. Helaas is dat gevoel van veiligheid denkbeeldig, hoe stoer de regering deze maatregel ook verpakt. Het probleem is namelijk niet dat daders te kort in de gevangenis zitten, maar dat er niets met ze gebeurt als ze er eenmaal zitten.
Stel u de situatie voor van iemand met levenslang. Die man – want het zijn meestal mannen – zit nu 15 jaar zonder noemenswaardige begeleiding te wachten tot hij in aanmerking komt om vervroegd vrij te komen. Straks zit hij er 20. Maar meer begeleiding komt er niet. In die extra vijf jaar is de man in kwestie er niet op vooruitgegaan. Inzichten of veranderingen die er na 15 jaar gevangenschap niet zijn, komen er niet opeens na 20. Het enige voorzienbare gevolg is dat de man nog moeilijker te reclasseren is, zodat, mocht hij vrijkomen, zijn maatschappelijk risico eerder groter dan kleiner zal zijn. Je zou kunnen argumenteren dat zo iemand dan maar nooit meer vrij moet komen. Dat kan. Maar als dat de bedoeling is, dan heeft strafpleiter Frank Scheerlinck misschien gelijk. In De Morgen zegt hij dat het dan eerlijker is om van ‘levenslang écht levenslang’ te maken, hoewel dat een erg cynische conclusie zou zijn.
Re-integratie in gevaar
Als het gaat om een eindige straf, wordt het veiligheidsprobleem nog groter. En de minister van Justitie weet dat. Zijn justitieplan pleit ervoor om recidivisten niet langer, zoals nu, twee derde van hun straf te laten uitzitten. De reden: gevangenen doen minder hun best om vervroegd vrij te komen, vanwege alle vrijheidsbeperkende voorwaarden waaraan ze dan onderworpen worden. Ze kiezen eerder ‘voor de uitboeting (het passief uitzitten) van alle straffen’. Maar als iemand zijn straf helemaal uitzit, komt zijn re-integratie in gevaar en heeft justitie nauwelijks nog mogelijkheden tot opvolging en controle. Aangezien de minister dit risico nu al ‘niet te onderschatten’ vindt, zelfs als het gaat om lichtere vergrijpen, kan het onmogelijk goed zijn voor de veiligheid wanneer mensen die een zeer zwaar vergrijp hebben gepleegd op dezelfde manier worden verleid om hun hele straf uit te zitten.
Het is eenvoudig. Wie zorg wil dragen voor een veilige samenleving, draagt zorg voor haar misdadigers. Re-integratie bevorder je niet door mensen langer op te sluiten, maar door ze actief te begeleiden als ze opgesloten zijn. Dat is tenminste de overtuiging van de ‘basiswet betreffende het gevangeniswezen’. Als dat nu niet lukt in 15 jaar, dan lukt het straks ook niet in 20. Laten we niet vergeten dat vijf jaar extra detentie van één enkele gevangene de samenleving zo’n 225.000 euro kost. Met dat geld kan je een hulpverlener aanwerven die tijdens diezelfde periode dertig gevangenen daadwerkelijk op weg zet naar een geslaagde terugkeer in de samenleving. Dat zou de maatschappelijke veiligheid pas ten goede komen. Wij hopen dat de minister van Justitie de politieke moed heeft om ook dat verhaal te vertellen. Dat is niet zo stoer, maar wel zo veilig.
(Uit: De Standaard, vrijdag 19 mei 2017)